P10 De manier waarop Bruno de exacte locatie van de schat bepaalt, heeft iets magisch. Van boom tot boom telt hij zijn passen alsof hij een mantra reciteert. Op onze voettocht door het bos wijkt de begroeiing voor zijn machete uiteen als was het een toverstaf, en zoals hij uiteindelijk de boom met het hartvormige symbool omhelst, vermoed ik werkelijk dat hij een bijzondere band met de natuur heeft, of misschien zelfs met iets bovennatuurlijks.
Intussen vraag ik me al een tijdje af waar opeens al die moderne spullen vandaan komen. Vannacht baadden we poedeltjenaakt in de primitieve weelde van ons traditionele strandhutje; vanmorgen kleedden we ons als perfect uitgeruste ontdekkingsreizigers, voorzien van alle attributen om de jungle te lijf te gaan. ‘Out of the blue’ hadden we zelfs opeens een auto tot onze beschikking, die moeiteloos zijn weg vond over een zandpad dat ik nog nooit eerder heb gezien. Vervolgens verdronk mijn logica echter hopeloos in de bedwelmende cocktail van jouw lippen en tong die de herinnering terugriep aan onze overgave en verslinding afgelopen nacht. Net toen mijn hand langs je beklede dijbeen omhoog gleed tot waar mijn vingertoppen de vochtige warmte van je lipjes vermoedden en jij uitnodigend begon te heupwiegen, hielp Bruno ons uit de droom: “Uitstappen!”
Het heeft letterlijk en figuurlijk heel wat voeten in de aarde voordat de bodem zijn geheim eindelijk prijsgeeft. Dan valt mij weer iets vreemds op: Bruno, die achteraan het touw hangt waarmee we de metalen kist uit de grond sleuren, wordt door de buiteling die we tenslotte maken zo ongeveer onder jou en mij geplet, maar staat zo fris als een hoentje als eerste weer bij de kuil en is zelfs niet eens met zand besmeurd. Hoe flikt hij hem dat?
Ook nu krijg ik geen gelegenheid om een verklaring te zoeken, want met een knal vliegt de deksel open. Maar nog voordat jij en ik goed en wel zijn opgekrabbeld en willen zien wat erin zit, maakt Bruno een streng, afwerend gebaar: “Blijf daar!”
Wij kijken elkaar verbaasd aan, staren vervolgens weer naar Bruno en vragen als uit één mond: “Wat is er?”
“Blijf staan!” doet Bruno nog eens, “Niet dichterbij komen! Gevaarlijk!”
Er volgt een ijzige stilte, hoe lang weet ik op geen stukken na. Dan zie ik Bruno op zijn knieën zinken terwijl hij mompelt: “Kleed je uit. Dit is een heilige plaats.”
“Uitkleden?” doen jij en ik opnieuw volmaakt eensgezind. We schieten bijna in de lach maar Bruno, die zijn bovenlijf al ontbloot, kijkt zo serieus dat we maar gedwee zijn voorbeeld volgen. Nadat we onze kleren op zijn aanwijzingen naar hem toe hebben gegooid, werpt hij ze samen met de zijne in de kist. Dan wendt hij zich tot ons:
“Deze plek heet Hara, dat betekent ‘navel’ in de taal van de inboorlingen die hier sinds de oertijd rituelen hielden. Offerfeesten, vruchtbaarheidsdansen, huwelijken, stamhoofdverkiezingen, dat soort plechtigheden. Toen de VOC het eiland bezette, bekeerden de ontdekkingsreizigers het volk tot het Christendom, maar een slimme jongen heeft de rituele attributen in een geldkist van de VOC gedaan en die hier verstopt. Die slimmerik was een van mijn voorvaderen.”
Even langzaam als hij neerknielde, staat Bruno nu weer op. Of het van schrik is of van verwondering weet ik niet maar jij klampt je met beide armen aan mij vast. Ik leg een arm om je schouder. De aanraking van elkaars huid stelt ons gerust.
“Vandaag,” herneemt hij, “hebben wij de kans om dat verdwenen volk symbolisch nieuw leven in te blazen. Als jullie ermee akkoord gaan, ga ik jullie voor in een ceremonie die bekend staat als de Wedergeboorte.”
Het is muisstil als Bruno is uitgesproken. Zelfs de wind ruist niet meer door het bos om ons heen. Wij durven geen vin meer te verroeren, terwijl Bruno op ons afkomt en jou strak aankijkt.
“Wat-wat houdt die… wedergeboorte in?” vraag je tenslotte als hij je bij de hand neemt. Ik zie zijn erectie groeien.
“Je kunt het beschouwen…” legt hij bedachtzaam uit, “als… een rituele ontmaagding.”
Ik lees dezelfde spanning in je gezicht die je ook in het vliegtuig had, toen je sliep. Je kruipt nog wat dichter tegen me aan. Bruno loopt, nee, schrijdt terug naar de kuil waar de metalen kist nog steeds open ligt. Wij overleggen op fluistertoon wat ons te doen staat, als we tenminste enige keus hebben. Bruno lijkt ons in zijn macht te hebben, als een tovenaar. Dat zou de vreemde verschijnselen die ik meen te hebben gezien, in ieder geval verklaren.
“Ik heb hierover gedroomd,” zeg je, “in het vliegtuig. De overeenkomsten zijn bijna eng. Het was net of ik geofferd werd.”
“Maak je maar niet ongerust,” probeer ik zowel jou als mezelf moed in te spreken, “wat er ook gebeurt, we zijn en blijven samen.”
Er volgt een zuchtende omhelzing, bekroond met een smakkende tongzoen tot Bruno opeens weer voor ons staat. Hij heeft een gedaanteverwisseling ondergaan: zijn hele lijf is als een kameleon beschilderd met psychedelische patronen in alle kleuren van de regenboog. Hij draagt een kroon van veren en in zijn handen heeft hij het uiteinde van een ketting, met grote schakels gesmeed van goud en zilver, met bedels eraan van munten, parels, koraal, kortom een fortuin aan kostbaarheden. Met open monden proberen we de schakels te tellen die Bruno ratelend uit de kist trekt, er komt werkelijk geen eind aan.
“Dit is de Navelstreng,” legt hij uit, “iedere schakel staat voor een eerstgeborene. Aan jou de schone taak om de ketting een schakel langer te maken.”
Voordat jij of ik kunnen vragen wat hij bedoelt, heeft Bruno jouw polsen met één hand in een ijzeren greep achter je rug vast. Met zijn andere hand duwt hij je dijen uit elkaar, waarna de volle lengte van een gouden fallus die aan het eind van de ketting blijkt te hangen, tussen je lipjes verdwijnt.
“Penis!” gil je, “Help!” maar ik sta aan de grond genageld, niet alleen van ontzetting maar het is ook of ik door een onzichtbare muur word tegengehouden. Ik kan niet verhinderen dat Bruno je meesleept en met de ketting vastbindt aan de boom met de symbolen in de bast gekrast die we eerder zagen. Uit de diepte van het oerwoud zwelt vervolgens een onderaards gerommel aan, in een even ingewikkeld als aanstekelijk ritme. Bruno begint erop rond de boom te dansen, waarbij hij jou aanspoort mee te doen, of je wil of niet, en hoe bizar het ook is: ook ik kan niet anders dan meebewegen op de woeste wipstoten die van onder tot boven door jouw lichaam golven. Met gespreide armen en benen kronkel je wild, maar daardoor krijgt de fallus des te meer vat op je onderbuik; ik zie duidelijk dat je in een orgastische roes raakt en steeds meer aan wellust toegeeft.
“Geef je je over aan Hara?” klinkt opeens Bruno’s stem, galmend als een klok en veel luider dan gewoonlijk.
“Met hart, ziel en lichaam?!” dondert hij, terwijl in het bos een storm opsteekt.
“Ja! Ja!! JA!!!” gil jij steeds luider en hoger, terwijl je spartelt van genot en mijn oren tuiten van je gierende orgasmekreet.
V10 Het komt zelden voor dat een situatie volledig om zijn as draait maar hier gebeurde het. Luttele momenten terug hingen we nog aan een touw, nu wordt het koude metaal van een inheemse dildo in mijn kutje opgewarmd. Bruno heeft me vastgeketend aan de boom, links en rechts rinkelen edelstenen tegen de gouden schakels als ik mijn polsen los probeer te wringen. Tevergeefs, ik kan geen kant op en door mijn geworstel draait de gouden fallus alleen maar dieper naar binnen.
Jij staat aan de grond genageld te kijken, ik kan niet zien of je bang of geil bent. Bruno danst om me heen, hij roept dat ik de fallus moet neuken. Ik geef me over en op het ritme uit de jungle laat ik mijn lichaam langs de stam golven. Veel bewegingsruimte heb ik niet, de bast maakt schrammen in mijn rug als ik wilder ga bewegen. Ik wil niet stoppen, de pijn is zo lekker. Diep in mij gloeit een gouden pik, mijn lichaam stroomt vol licht. ‘Ja, ja, ja!’, schreeuw ik terwijl een tsunami door mijn neukspieren trekt in een uiterste poging het gouden wonder voor altijd vast te klemmen.
In een oogwenk staat Bruno bij me en maakt mijn enkels los, hij is eerder gehaast dan liefdevol. Zonder iets te zeggen trekt hij de dildo uit mijn kutje, de stilte wordt verbroken door een zachte plop.
‘Ik wil je bezitten, hier in de Hara bij deze heilige boom. Je draagt de schakels van mijn volk, je hebt mijn voorvaderen net bevredigd. Nu is het mijn beurt, onze samensmelting zal de Wedergeboorte vervolmaken.’
Hij tilt mijn benen onder de knieën op, mijn bekken kantelt uitnodigend naar hem toe.
Dit wordt geen romantisch neukpartijtje, ik hoor hem grommen en vang even zijn verwilderde blik. Zijn enorme erectie zoekt naar de ingang en stoot dan resoluut naar binnen.
Mijn natte kutje ontvangt hem zonder problemen, al lijkt het alsof hij deze keer nog groter is. Mijn armen zitten vast, ik zou willen dat hij die ook had losgemaakt. Bruno grijpt naar mijn billen en duwt me stevig tegen de boom. Zijn pik gaat over de volle lengte in en uit, in de diepte stoot hij kort na. Het heeft een cadans om van in trance te raken, als een stoomtrein die op gang komt. Hij neukt hij me steeds harder en sneller, er sijpelt vocht, waarschijnlijk bloed en zweet, over mijn rug. Ik kan niet protesteren, ik zou niet weten hoe. Bruno vertraagt en begint te mompelen.
‘Ik neem van je en geef je…de Wedergeboorte. Ontvang het zaad van de oervader, de houder van alle leven. Neem het in je, laat het zijn.’ Met een schreeuw richt hij zich op en trekt mij aan mijn heupen zo ver mogelijk over zich heen. Zijn pik klopt vervaarlijk als het zaad in mijn binnenste wordt uitgestort. Bruno, de onstuitbare, zijgt neer aan de voet van de boom en knippert verward met zijn ogen. Hij merkt niet dat jij op me afstormt, je hand woest bewegend om je stijve pik. ‘Ik doe mee’, roep je, ‘ze is ook van mij.’
In mij kookt en woelt het, uiterlijk ben ik onbewogen en niet bij machte iets te doen of zeggen. Jij zit op niemands toestemming te wachten en staat al tussen mijn dijen. Als je pik naar binnen glijdt, komt Bruno bij zijn positieven.
‘Nee, niet doen. Dat mag niet!’ Hij springt op en probeert jou van me af trekken. Het is te laat, ik hoor je welbekende kreun en voel hoe een warme vochtigheid me vult.
‘Godverdomme P., wat flik je me nou! Ik hoop maar dat dit goed afloopt.’
‘Stel je niet zo aan of ben je misschien vergeten wie hier de baas is?’
Jullie hebben weinig oog voor mij en kibbelen door terwijl Bruno me bevrijdt. Ik zwalk op mijn benen, jij merkt het als eerste op.
‘Ach meisje toch, zijn we zo tekeer gegaan?’
Een flauw glimlachje is alles wat je krijgt, ik zal lang moeten douchen voor ik weer kan praten. Bruno gooit mopperend wat kleding in onze richting, de ketting en attributen propt hij terug in de kist. Het hemd plakt aan mijn rug maar het is tenminste iets om me mee te bedekken, snel trek ik ook de broek aan en ga op zoek naar mijn schoenen. Ik wil weg hier. Tijdens onze terugtocht over het reeds gebaande pad horen we enkel het ritselen van gebladerte en het geroep van een of ander beest ergens in de verte. De schemering valt snel, ik zie jullie zwarter wordende silhouetten aan de kist trekken. Het ding is nauwelijks vooruit te krijgen maar moet mee.
Uiteindelijk bereiken we de auto, ik zucht van verlichting, verder blijft het oorverdovend stil. Bruno hijst de kist in de kofferbak en springt achter het stuur. Ik zit op de achterbank, jij kiest voor de bijrijdersstoel. Het is maar goed dat het inmiddels te donker is om ons te zien zitten. Een met felle kleuren beschilderde jongeman, een nors kijkende vijftiger en een lamgeslagen jongedame, met een heuse schatkist in de achterbak.
Ook ik heb op dit moment geen idee waar dit heengaat.